Corrigerende beenstand operaties

Corrigerende beenstand operaties

Bij veulens kennen we aangeboren en verkregen beenstand afwijkingen. Voor beide geldt, dat de beentjes dan niet volgens de natuurlijke lijn onder het lichaam staan. Standsafwijkingen kunnen hun oorsprong hebben in het bot en/of in de weke delen van het been. Sommige standsafwijkingen verdwijnen vanzelf in de eerste levensweken, maar er zijn ook afwijkingen waarbij behandeling van de dierenarts of hoefsmid nodig is.

Valgus en Varus
De meest bekende standsafwijkingen zijn wellicht de valgus en varus. Deze termen houden in dat het onderbeen vanuit een gewricht (meestal sprong of voorknie) naar opzij is geknikt. De afwijking ontstaat wanneer de botjes aan de binnenkant van het aangedane gewricht te snel of juist te langzaam groeien in de lengte, ten opzichte van de buitenzijde. We spreken van ‘valgus’ wanneer de ondervoet naar buiten knikt en van ‘varus’ wanneer deze juist naar binnen knikt. De ernst van de aandoening kan worden beoordeeld met behulp van röntgenopnamen. Mocht daarna een operatieve ingreep plaatsvinden is dat onder volledige narcose en altijd op de kliniek. Door middel van ‘periost stripping’, een t-vormige snede in het botvlies om groei te stimuleren en/ of groei te remmen door een schroef te boren boven en onder de groeischijf van het bot dat te snel groeit. Deze schroeven zullen na verloop van tijd uiteraard weer moeten worden verwijderd om scheefgroei naar de andere kant te voorkomen. Omdat chirurgisch ingrijpen alleen loont wanneer de groeischijven van de betreffende beenderen nog actief zijn, is het tijdig behandelen van een dergelijke afwijkende beenstand bij veulens essentieel.

Bokvoet
Een andere veel geziene standsafwijking bij veulens die nog weleens chirurgisch gecorrigeerd moet worden is de bokvoet. Bij deze standsafwijking staan de buigpezen te strak waardoor het kootgewricht in de overstrekte stand kan komen waarbij het veulen met een rechte kogel op de punt van de teen staat, of waarbij de kogel juist naar voren is geknikt. Fysiotherapie kan een dergelijke afwijking in veel gevallen verbeteren, net als hulp van de hoefsmid door het aanbrengen van een plakijzer, gecontroleerde beweging en/ of een spalkverband. In sommige gevallen worden de pezen, door toediening van specifieke medicatie, tijdelijk meer ontspannen om de normale stand te bewerkstelligen. Staan de pezen zó strak dat het veulen alleen op de voorzijde van het kootgewricht kan staan en lopen, en wanneer het niet mogelijk is het beentje handmatig in de ‘natuurlijke’ stand te brengen, wordt vaak chirurgisch ingegrepen.
Op de achterzijde van de pijp lopen drie buigpezen; de oppervlakkige buigpees, de diepe buigpees en de tussenpees. Bij de operatieve ingreep is de insteek de pees die het strakst staat wat meer te ontspannen, in de hoop dat hiermee voldoende ruimte wordt gecreëerd om de hoef en kogel in de natuurlijke stand te krijgen. Hiervoor wordt het zogenaamde checkligament doorgehaald en daarvan zijn er twee van belang: het bovenste checkligament is verbonden met de oppervlakkige buiger en het onderste checkligament is verbonden met de diepe buiger. Beide zijn het korte, pezige structuurtjes die de pezen verbinden met het bot van het onderbeen. Door het doorhalen van het checkligament van de buigpees die het meest onder spanning staat, wordt de betreffende buigpees iets losser en kan het voetje verder in de goede richting gestrekt worden. In sommige gevallen is het doorhalen van beide checkligamenten tegelijkertijd noodzakelijk, die overigens vanzelf genezen.